Jaunari 2021 | Lees alle columns

Laat ik beginnen om jullie allemaal een jaar toe te wensen waar corona geen stempel meer drukt op ons leven. Een jaar, waar we in goede gezondheid weer kunnen gaan en staan waar we willen. Wat mij opviel het afgelopen jaar is, dat veel mensen daar meer moeite mee hadden dan ze verwacht hadden. Gaan en staan waar we willen, is dan ineens een kostbaar goed geworden. Zo stond ik dus te mijmeren in de rotstuin met de handen diep in de zakken op deze koude nieuwjaarsmorgen. Net ietsje onder nul geweest, geen vuurwerkresten neergedaald in de rotstuin, al had het bewaard en illegaal verkregen vuurwerk hier nog voor heel wat lawaai gezorgd.

Net toen ik het koud begon te krijgen, kreeg ik een filosofisch gedachtesprongetje. Onze rotsplanten staan daar maar te staan en kunnen niet gaan of staan waar ze willen. ‘Ja, hallo’, zeggen jullie waarschijnlijk, ’het zijn planten, geen mensen’. Klopt, maar in mijn regelmatig nog speelse brein was het sprongetje van ons mensen naar rotsplanten gauw gemaakt.

Ze moeten het er maar mee doen, die plantjes van ons. Ze worden in de grond gestopt. Als ze geluk hebben, staan ze in de juiste grond en zijn ze happy. Als je zowat filosofeert, hebben ze het niet makkelijk. Weer of geen weer, ze kunnen geen kant op, ze kunnen niet schuilen voor de regen, ze kunnen niet naar binnen voor de kale vorst en ze kunnen geen beschutting zoeken voor de zomerhitte. Sterker nog, als je dit bedenkt zou je geen rotsplant willen zijn.

Teruglopend naar de keuken en de koffie bedacht ik dat ze toch een groot voordeel t.o.v. ons hebben. Een dag is een dag bij hen. Maandag, woensdag, zaterdag, het maakt voor hen niet uit. Geen kerstdagen of nieuwjaarsmorgen, zelfs geen vakantiedagen. Het lijkt mij geweldig, maar dat is ieder voor zich. ‘Dagen bestaan niet, tijd ook niet’, zei Dirk later die dag toen ik hem mijn filosofische gedachten geopenbaard had. ‘Dat hebben wij mensen bedacht’. Dirk is een halve filosoof, denkt hij. ‘Maar’, zei hij wat aarzelend, ‘volgens mij hebben ze wel ziektedagen’. Ik keek hem verbluft aan. ‘Hoezo ziektedagen’, zei ik. ‘Nou, bij mij in de tuin staan er een aantal beroerd bij’, zei hij. Ik liet het er maar bij, het werd toch wel wat ingewikkeld, dit gefilosofeer van de koude grond.