November 2020 | Lees alle columns
Er liep een kip in de rotstuin. Pikkend en scharrelend, schoppend in de gevallen blaadjes. Zij was zo druk dat ze die grote man met kruiwagen niet zag of domweg negeerde. Die man – ik dus – stond gefascineerd te kijken naar de kip. Ik weet het, dat zegt veel meer over de man dan over de kip. Maar wees eerlijk, men ziet niet iedere dag een kip in de rotstuin scharrelen. Een scharrelkip dus, een rotstuinscharrelkip die verdwaald is zeker. Het woord scharrelkip kreeg hierdoor een diepere betekenis bij mij. Mijn vrouw stond voor het keukenraam en keek naar mij of naar de kip. Misschien naar ons allebei. Wat ze dacht wilde ik niet weten, dat zou ze mij later wel zeggen, haar kennende. Maar haar houding en lachje om de mond sprak boekdelen.
Geronk gevolgd door knerpend remmende banden op het grindpad betekende dat Dirk en de landrover waren gearriveerd. Of was het de landrover en Dirk? De kip of het ei. Hij kwam helpen deze morgen met wat ‘grond ende verzetwerk’, zoals hij het noemde. ‘Verrek’, zei Dirk, ‘kippen’. ‘Nee, ze is alleen’, zei ik. ‘Wat doet ze’, vroeg hij en kwam naast mij staan. ‘Niet veel, dat zie je toch. Ze scharrelt’. ‘Oh, ja inderdaad, ze schopt met haar poten en pikt wat’. ‘Inderdaad’, zei ik. ‘Hoe kom je eraan’, vroeg hij. Ik was redelijk scherp die vroege morgen, ‘Hoe kom je er af’. ‘Dat is vrij eenvoudig’ en Dirk zette zijn handen aan de mond en produceerde een ontiegelijk naar geluid van iemand die een haan hartstikke verkeerd nadoet.
Stomverbaasd keek ik mijn vriend aan, die ijverig een nieuwe serie geluiden maakte dat eerder op een eekhoorn met buikkramp leek dan op een viriele trotse haan. De kip keek niet op of om en scharrelde rustig door. Wij keken wel om toen mijn vrouw met een, ‘wat zielig’, de tuin inliep. ‘Hoezo, zielig, niks zielig en ook goedemorgen’, zei Dirk haar. ‘Die kip zit er toch nog’, voegde hij er aan toe. ‘Ik heb het over jouw zielig’, zei ze tegen hem. Ze zette haar handen als een toeter rond haar mond en produceerde de meeste viriele fanatieke Franse haan die ik ooit gehoord had. Met open mond keek ik mijn eigen vrouw stomverbaasd aan. Dat ik dit nog mocht mee maken na zoveel jaar huwelijk. Geweldig! De kip stond stijf, poten en nek gestrekt, ogen die twee keer zo groot werden en rende fladderend en kakelend de rotstuin uit.
Ze draaide zich om en liep richting huis. ‘Eerst maar een bakkie doen, jongens’, zei ze, ‘dat hebben jullie wel nodig na deze grote kip gebeurtenis’. Het Franse volkslied neuriënd, verdween ze in de keuken. ‘Tsjonge’, kon Dirk nog net uitbrengen, ‘wat heb jij eigenlijk een moordwijf!’ Ik kon het er alleen maar mee eens zijn.