September 2020 | Lees alle columns

Mijn vrouw had een muur in haar domein een ander kleurtje gegeven. Haar domein is de garage die zij zich enkele jaren geleden heeft toegeëigend aangezien de auto er toch nooit in stond. Nu wordt de garage – excuus – haar domein, gebruikt om er te keuvelen met haar vriendinnen. Wellicht staat ook het smeden van snode plannen daar op het programma want het kan geen toeval zijn dat na elke bijeenkomst er wel iets door de vriendinnengroep ondernomen wordt. Dat kan heel divers zijn, van simpel winkelen tot theaterbezoek of museumbezoek. Gedurende het Covidgebeuren zijn de snode plannen wat minder, echter het bezoek aan de womancave is deerlijk geïntensiveerd. Excuseer de toelichting want feitelijk gaat de column over het emmertje.

Vanzelfsprekend is de muurverf op waterbasis en zo milieuvriendelijk als maar mogelijk is. De verfresten uitspoelen was dus het bekende fluitje van een cent. (waar vind je ze nog?) En het emmertje werd mij triomfantelijk overhandigd als ware het de Oscar voor milieuvriendelijke toepassingen. Het is, moet ik toegeven, een zeer handig ding, licht, klein en precies goed om mee te nemen in de rotstuin voor het kleine ‘wied en pluk’ onderhoudswerk. Bij de standaarduitrusting van deze bezigheid hoort ook een klein schildersmes waarmee je heel handig overgewaaide paardenbloemen kunt verwijderen en meer van deze penwortelende boosdoeners.

Na hitte komt regen zullen we maar zeggen en de verwachting dat na de woestijndagen de moesondagen voor een groeispurt hadden gezorgd kwam uit. Het kleine handige emmertje kon het prima aan, echter tot ik bij het gedeelte kwam welke wat meer zon vangt. En ja, wellicht voelt u het al komen. Inderdaad, de eerste behoorlijk beschadigde kussenplantjes toonden hun exclusieve bruine woestijnkleur. Triest. En er waren er helaas ook bij die het gevecht maar hadden opgegeven en zichzelf helemaal in het bruin hadden gestoken. Het handige kleine emmertje raakte helaas toch vrij snel vol en ik had een tweede ronde nodig met het kleine emmertje om de bruine schutkleur uit de rotstuin te bannen.

Toen ik mijn verhaal die avond aan mijn echtgenote vertelde – toen zij eindelijk uit haar womancave was gekomen – reageerde zei op haar typische nuchtere manier. Zelfs een toepasselijke glimlach hoorde erbij. ’Jammer, ja, maar wat fijn dat het maar een klein emmertje dode plantjes is’. Tsja, daar kon ik niet tegenop en ik zag het maar als een hart onder de riem. Je zou ook kunnen zeggen dat ze het goed bedoelde. ’s Avonds had ik vriend Dirk nog even aan de telefoon, zijn roots liggen in het oosten des lands en soms wil hij wel eens terugvallen in die wortels. Ik weet niet of ik het goed verstond en of ik het goed opschrijf, het was iets van: ‘Och man, wees blieje dat ze oe veur bint’. En ook daar kon ik niet tegenop, maar ik geef toe, het verdriet werd er wel kleiner door.