Juli 2020 | Lees alle columns
In ons klimaat bloeien rotsplanten vroeg, afhankelijk van de winter. Al rijst direct de vraag: ‘Welke winter’? Het is niet de bedoeling een weerpraatje te houden, echter heeft het onderwerp van de column er alles mee te maken. Het was ook meer een vraag van mijn kant aan vriend Dirk. En de vaste lezertjes van de column beseffen direct dat dit nu niet echt verstandig was van mij.
Hij veerde overeind aan de keukentafel alsof door een vlo gebeten, wat niet kan, want we hebben geen kat of hond. Maar dit buitenkansje om zijn rotsplantenkennis te ventileren liet hij begrijpelijkerwijs niet onbenut! Wat had mijn vrouw weer een geluk dat zij die morgen boodschappen moest halen. Ze wist niet hoe gauw ze in haar jas moest schieten en de keuken uitvluchten.
Ja, het was volgens mij geen beste bloei dit voorjaar en Dirk beaamde dit in een gloeiend betoog. Het begon met de knol- en bolgewasjes die onderhevig waren aan stemmingswisselingen van moeder natuur. Daarna de Kabschia Saxifraga’s die volgens Dirk nog ‘noooooooit’ zo slecht gebloeid hadden en hij draaide als liefhebber van deze kleinoden toch al ‘heeeeeel’wat jaartjes mee. De Draba’s vielen volgens hem nog wel mee maar waren niet top en de Androsaces bloeiden ronduit miezerig. Het Amerikaanse spul had te veel water gehad en bloeide matig tot slecht. De zilver Saxifraga’s waren helemaal waardeloos en de Phloxen vielen bar tegen. Hij liep bijkans het hele plantenalfabet door en waar ik al zo bang voor was, gebeurde natuurlijk. Hij doceerde de oorzaak van al dit niet bloeiend plantenleed ook nog eens. Wat een hobby, wat een hobby verzuchtte hij slurpend van zijn 4e bak koffie.
Toch probeerde ik nog wat met mijn best aardig bloeiende Daphne’s en ook de Globularia’s bloeiden best uitbundig. Maar nee, dat lag aan mijn herinnering volgens Dirk. En bovendien was ik veel te gauw tevreden. Een rasgeaarde rotstuinier mocht best kritisch zijn op het seizoen en zichzelf. ‘Of het dan aan ons zelf lag’, vroeg ik. ‘Mest, water, afdekken en zo’, zei ik voorzichtigjes. ‘Nee, nee’, zei Dirk, ‘de mens hoopt en moeder natuur zorgt dat je het bekoopt’. Dit sloeg echt nergens op en dat zei ik ook.
‘Toch was het zo’, zei Dirk en staarde wat zwaarmoedig voor zich uit. Hij zuchtte diep, nam een laatste slok van zijn koffie, keek mij aan en zei: ’Maar beste vriend, je moet er niet mee zitten want dan heeft moeder natuur je in de hoek zitten waar de klappen vallen’. Ik keek hem verbaasd aan. ‘Ja heus jongen’, zei hij, ‘bloeiperikelen noemt men dat’. ‘Dan ga je piekeren over je mooie hobby en daar schiet je niks mee op, want volgend jaar is het weer anders’.
‘Bloeiperikelen’. Ik heb het woord die dag nog vaak herhaald.