Mei 2018 | Lees alle columns

Als ik deze column van mei schrijf ben ik te laat, het is al 1 mei, de Dag van de Arbeid nog wel. Een lid van de redactiecommissie vroeg mij vriendelijk en nog niet eens dringend hoe het ervoor stond. Nou, met mij wel goed, maar met mijn geheugen blijkbaar niet want de overgang van april naar mei was mij geheel ontgaan. Vaak heb ik al wel een omlijnd idee in mijn grijze hoofd voor de column, echter door het vreemde weer ging het allemaal langs mij heen.

Vriend Dirk reikte mij deze ontsnappingsclausule aan om mijzelf te rechtvaardigen dat de column te laat was. Het rare voorjaarweer maakte iedereen in de war vond hij, voornamelijk de wat oudere rotsplanten mensen die geregelder seizoenen in hun herinnering hadden. Nou waak ik er bijzonder voor om met Dirk in discussie te treden over het weer, die fout maak ik niet meer. Bovendien zeuren Nederlanders al zoveel over het weer dat ik het vanaf deze plaats maar niet wil doen. Houdt dan wel weer in dat ik mijn te laat zijnde column niet kan verschuilen achter het vreemde voorjaar.

Ik schrijf dus vandaag op de Dag van de Arbeid, 1 mei, en op de radio hoor ik net dat veel mensen niet werken op de Dag van de Arbeid……… Nu snap ik best veel, toch ontgaat mij dit ten dele want zelden heb ik zoveel werk gehad als dit voorjaar en als ik naar buiten kijk is het hier alweer over gegaan in de herfst! Dus als jullie dit lezen kan het twee kanten opgegaan zijn…..of het is herfst of er is toch iets zichtbaar van voorjaar…..maar een derde optie is ook mogelijk. Zomer. Of hebben we die al gehad in april? Het wordt er allemaal niet makkelijker op. Het genieten van de rotstuin krijgt namelijk steeds minder tijd naar mijn gevoel. Of ligt dit aan het tellen der jaren? En ben ik nu toch niet aan het zeuren over het weer?

Hier vlogen we van – 15°C naar +25°C en dan hopsa zo de herfst in! Prachtig bloeiende tulpjes verwelkten waar ik bijstond. Begerig draaiden de narcissen hun gele hoofdjes richting de zon om even later genadeloos neergesabeld te worden door een woeste hagelbui. ’s Ochtends gingen de Pulsatilla’s open en de volgende dag hingen ze slap van het lachen. Ik dus niet. Dirk uitte zijn ongenoegen hoorbaar aan de keukentafel, waarop mijn lieftallige eega haar ogen vervaarlijk liet rollen. Zij houdt best van Dirk, maar zijn kouwe drukte wordt niet geapprecieerd bij de ochtendkoffie. Toen ik mij toch even liet gaan en mij aansloot bij Dirk’s tirade legde zij ons streng het zwijgen op. We moesten niet zo zeuren, we leken wel oude wijven! We mochten blij zijn met onze rotsplantenhobby die zo afwisselend was. Nee, dan postzegels verzamelen, of sigarenbandjes, dat was pas saai, zat je altijd binnen.

Ze bonjourde ons de rotstuin in. Terwijl de regenvlagen in ons gezicht sloegen, zei Dirk: “Met respect hoor, maar sigarenbandjes verzamelen dat is echt uit het jaar nul”, en met zijn hand beschermend probeerde hij zijn stompje sigaar nieuw leven in te blazen. “Wat een rotweer”, zei hij en liep mopperend de rotstuin in. Gelukkig kwam hij niet boven de wind uit. Ik kon het niet laten om wat olie op het vuur te gooien. “Hé Dirk kijk, de herfstcrocussen komen al op”! Dirk kon er niet om lachen, ik dus wel.