April 2018 | Lees alle columns

Voor we het wisten zat Dirk bij ons aan de keukentafel, met een bosje lente-uitjes, het zo rustig morgenkoffieritueel te verstoren. Was Dirks aanwezigheid op deze vroege morgen al discutabel, het zwaaien en wriemelen met het door een chique lintje bijeengehouden bosje lente-uitjes verhoogde de feestvreugde al helemaal niet. Binnen enkele minuten hing er een vrij zware geur van prei en ui in de keuken, alsof de vrouw des huizes op de vroege morgen al aan het soep bereiden was, en als er iets is waar ik niet tegen kan is het de geur van soep op de vroege morgen!

Jarenlang hadden wij in mijn jeugd een buurvrouw die de nare gewoonte had om elke zaterdagmorgen al voor de klok van acht had geheid de soep voor den zondag te bereiden, vreselijk. Een voordeel was dat het uitslapen er niet bij was. Bij zo’n geur kon immers geen mens in bed blijven liggen. En elke zaterdag weer zei mijn moeder: “Wat ben je toch vroeg op joh.” Ik heb er een soepfobie aan over gehouden.

Onder deze mijmeringen was er ondertussen niets meer overgebleven van het bosje lente-uitjes. Vakkundig hadden Dirks stevige knuisten het chique bosje gekneusd en geknakt, zodat er een zielig bosje droefenis boven de tafel heen en weer gezwabberd werd, welke de toch al penetrante geur erger en erger maakte. Toen vond mijn lieftallige echtgenote het wel genoeg – en oh wat hield ik veel van haar op dat moment – het was of den Dirk naar buiten of dat bosje lente-uitjes. Mijn schat leek meer te voelen voor de lente-uitjes dan voor Dirk en mijn persoontje, want ze bonjourde ons, met koffie en al, de koude morgen in om de bloeiende narcisjes en aanverwante bolletjes te gaan bekijken. De ochtendliefde was dus kortstondig.

Dirk protesteerde nog wel dat de lente-uitjes voor zijn vrouw waren en dat het bosje droefenis vanavond in een of andere gerecht moest verwerkt worden en dat hij het bosje net op weg hiernaartoe bij Maaskant de groentejuwelier had gekocht, maar het mocht niet baten. Daar had de vrouw des huizes geen boodschap aan en voor we het wisten stonden we met onze dampende koffie en zonder lente-uitjes in de rotstuin. Een half uurtje later tikte mijn geliefde op het raam en op haar horloge en achter het keukenraam vormde haar mond de woorden: “Jullie zouden toch weggaan vandaag”?

Dat zouden we zeker! Ons eerste rotsplantenuitstapje van het jaar, een opendag op een uurtje rijden met diverse verkopers van rotsplanten. Ze reikte mijn jas aan en zei zoals gewoonlijk dat ik niet te veel moest kopen, want ik had al zoveel, een metafoor voor haar verzameling pumps met minimaal 10cm hakken. Dat laatste zei ik niet hardop, want na aftrek van alimentatie is van mijn pensioen en AOW niet veel meer over. We liepen richting Dirks auto en een heldere vrolijke stem riep: “Veel plezier met jullie lente-uitje.” Het duurde even voordat haar woordspeling tot ons doordrong. Net voordat ik de deur van Dirk’s auto dicht wilde trekken, hoorde ik het gezoem van de afzuigkap en een vage soepgeur drong mijn neus en hersenen binnen. ‘Wegwezen’, zei Dirk, en al achteruitrijdend viste hij een mooie sigaar uit zijn binnenzak, snoof er vol begeerte aan en plaatste het tussen zijn lippen. “De brand erin”, mompelde hij en gaf een dot gas en zichzelf vuur. Even keek ik over mijn schouder naar achter in de auto. De achterbank was weg en er stond een mooie stapel lege 60-40-kratjes achterin. Leve de lente-uitjes!